pool
Niet te verwarren met: Pool, poule |
Nederlands
Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
- [D] poel
Woordafbreking
- pool
Woordherkomst en -opbouw
- [A] via Frans pôle of direct van Latijn polus "draaipunt", in de betekenis van ‘uiteinde van as waarom een lichaam draait’ aangetroffen vanaf 1598 [1] [2] [3]
- [B] via Frans poil van Latijn pilum "haar", in de betekenis van ‘opstaande haren van tapijt’ aangetroffen vanaf 1718 [4] [5] [3]
- [C] van Pool, mogelijke als (verkorting) van Poolse rok [6]
- [D] van Engels pool zn "gemeenschappelijk fonds", in de betekenis van ‘voetbalpool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1949 [7] [3]
[A]+[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pool | polen |
verkleinwoord | pooltje | pooltjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] de pool v / m
- (aardrijkskunde) uiteinde van een draaiingsas, met name van de aardas
- Aan de polen van de aarde is het zes maanden licht en zes maanden donker.
- (natuurkunde) een van beide einden van een (elektro-)magneet of antenne
- Bij de pool komen de veldlijnen het dichtst bij elkaar.
- (elektrotechniek) de aansluitpunten van een elektrisch toestel, snoer of netwerk
- Een accu heeft twee polen.
- (wiskunde) een uitzonderlijk punt waar een functie naar oneindig neigt
- De functie 1/(x-1) heeft een pool voor x=1.
- (wiskunde), (landmeetkunde) het referentiepunt in een polair coördinatenstelsel vanwaaruit de positie van een ander punt wordt bepaald door afstand (voerstraal) en richting (hoek t.o.v. een refentierichting)
- Als pool kent men in een cartesisch coördinatenstelsel de oorsprong.
Synoniemen
- [1] draaipunt
- [3] aansluitklem, aansluitpunt
- [5] aangrijpingspunt, oorsprong, referentiepunt
Antoniemen
- [4] nulpunt
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- polarisatie (2), polariteit (3)
Verwante begrippen
- laagpolig, bipolair
- [1] aardas, breedtecirkel, coördinaat, antipode, evenaar, meridiaan, parallel
- [2] elektromagneet, elektromotor, krachtlijn, magneet, magneetveld, magnetisme, spoel, veldlijn
- [3] antenne, circuit, connector, plug, relais, transistor
- [5] coördinaat, hoek, lijn, positie, punt, richting, vector, voerstraal, x-as, y-as, z-as
Vertalingen
A 1. uiteinde van een draaiingsas
A 3. een uitzonderlijk punt waar een functie naar oneindig neigt
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pool | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] de pool v / m
- (textielindustrie) een van de vele opstaande draden of noppen van een tapijt of kleed
- Een kleed met geknoopte polen.
Verwante begrippen
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pool | polen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
[C] de pool m
- (kleding) een lang model duffelse overjas
Verwante begrippen
D | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pool | pools |
verkleinwoord | pooltje | pooltjes |
Zelfstandig naamwoord
[D] de pool m
- gezamenlijke pot met geld waarin personen of organisaties winsten, markten, risico's en meer inbrengen en verdelen
- Voor bedrijven is een pool een vorm van economische samenwerking.
- (spel) biljartspel lijkende op snooker
Hyponiemen
D 1. gezamenlijke pot
|
Afgeleide begrippen
- [1] poolpallet, poolplaats
- [2] poolbiljart, poolbiljarten, pooltafel
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
poolen |
[D] pool
Gangbaarheid
- Het woord pool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pool" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[8] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pool op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 3 "pool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pool | pools |
Woordherkomst en -opbouw
- [A] erfwoord van Angelsaksisch pōl (i.d.). Van West-Germaans pōl, Proto-Germaans *pōlaz, Indo-Europees *bōlos.
- [B] Van Frans poule zn
Zelfstandig naamwoord
[A] pool
Zelfstandig naamwoord
[B] pool
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pool |
he/she/it | pools |
verleden tijd | pooled |
voltooid deelwoord |
pooled |
onvoltooid deelwoord |
pooling |
gebiedende wijs | pool |
Werkwoord
pool
- onovergankelijk samenwerken
- onovergankelijk een poel/plas vormen
- overgankelijk bijeenvoegen, bundelen, samenvoegen
Yucateeks
Zelfstandig naamwoord
pool
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.