bebossen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bebossen    (hulp, bestand)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
bebossenbebossend
bebossingbebost
Woordafbreking
  • be·bos·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bos met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bebossen
beboste
bebost
zwak -t volledig

Werkwoord

bebossen

  1. overgankelijk met bomen bedekken
    • De Israëli's deden hun best een deel van de kale heuvels te bebossen. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bebossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.