beestje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beestje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • beest·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord beestje beestjes

Zelfstandig naamwoord

hetbeestjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord beest
    • Mijn hond is altijd een braaf beestje geweest, maar nu had hij toch iemand gebeten. 
  2. dim. tant. een klein diertje, insect, bacterie, worm
    • Er zaten opeens een hele lading kleine beestjes op de voorruit. 
  3. dim. tant. (informatica), (informeel) een foutje in het programma
    • Er zitten wat beestjes in de nieuwste versie van onze software. 
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De aard van het beestje zijn
een eigenschap van iets/iemand zijn
  • Huisje-boompje-beestje
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beestje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.