beginsel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beginsel (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈɣɪnsəl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van beginnen met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beginsel | beginselen, beginsels |
verkleinwoord | beginseltje | beginseltjes |
Zelfstandig naamwoord
het beginsel o
- regel waar je je in ieder geval aan wilt houden
- Artikel 10: Beginsel van loyale samenwerking (Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG)).
- eenvoudig grondbegrip van een wetenschap
- In de wetenschap is een belangrijk beginsel dat je geen bovennatuurlijke krachten als verklaring van een verschijnsel mag aanvoeren.
- overtuiging, principe of stelling, met name op godsdienstig, moreel of politiek gebied
- "Doe een ander niet wat u niet wilt dat u geschiedt" is een belangrijk moreel beginsel.
Synoniemen
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- beginselakkoord, beginselenwet, beginselkwestie, beginselovereenkomst, beginselpartij, beginselprogram, beginselprogramma, beginseltoestemming, beginselvast, beginselvastheid, beginselverklaring, beginselloos, beginselloosheid
Verwante begrippen
- in beginsel, beginsel van non-contradictie
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord beginsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beginsel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.