beginsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beginsel    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈɣɪnsəl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van beginnen met het achtervoegsel -sel

enkelvoud meervoud
naamwoord beginsel beginselen,
beginsels
verkleinwoord beginseltje beginseltjes

Zelfstandig naamwoord

hetbeginselo

  1. regel waar je je in ieder geval aan wilt houden
    • Artikel 10: Beginsel van loyale samenwerking (Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG)). 
  2. eenvoudig grondbegrip van een wetenschap
    • In de wetenschap is een belangrijk beginsel dat je geen bovennatuurlijke krachten als verklaring van een verschijnsel mag aanvoeren. 
  3. overtuiging, principe of stelling, met name op godsdienstig, moreel of politiek gebied
    • "Doe een ander niet wat u niet wilt dat u geschiedt" is een belangrijk moreel beginsel. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • in beginsel, beginsel van non-contradictie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beginsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.