behoefte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  behoefte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbə'huftə/
Woordafbreking
  • be·hoef·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wat men nodig heeft, gebrek’ voor het eerst aangetroffen in 1253 [1]
  • Naamwoord van handeling van behoeven met het achtervoegsel -te
enkelvoud meervoud
naamwoord behoefte behoeften, behoeftes
verkleinwoord (behoeftetje) (behoeftetjes)

Zelfstandig naamwoord

debehoeftev

  1. iets wat benodigd of zeer wenselijk is
    • Ik kan mezelf niet in eigen behoeften voorzien. 
     Tijdens de diensten luisterde ik zelden naar wat de predikant te vertellen had, omdat ik het vaak niet eens was met wat hij verkondigde. Het was te ver verwijderd van de alledaagse werkelijkheid en de realiteit van menselijke emoties, behoeftes en imperfecties.[2]
  2. behoefte hebben aan: iets heel erg nodig hebben
     Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.[2]
  3. behoefte doen: poepen
    • De hond doet zijn behoefte in de goot naast het trottoir. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • behoefteschip
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: behoefte aan iets hebben
iets nodig hebben
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord behoefte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.