bekvechten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bekvechten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛkfɛxtə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bek·vech·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekvechten
bekvechtte
gebekvecht
zwak -t volledig

Werkwoord

bekvechten

  1. inergatief sprekend ruzie maken
    • Zij mogen elkaar niet en gaan om het minste bekvechten. 
     Nog een uur bekvechten met een retorisch superieure steradvocaat zou hij niet volhouden.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bekvechten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.