besef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  besef    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·sef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord besef
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbesefo

  1. een reëel bewustzijn, notitie
    • Het duurde heel lang tot hij het besef kreeg dat hij zijn examen niet vanzelf zou kunnen halen. 
     Alle besef van tijd raakte ik kwijt en ik wist niet meer precies welke dag van de week het was.[1]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
beseffen

besef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beseffen
    • Ik besef. 
  2. gebiedende wijs van beseffen
    • Besef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beseffen
    • Besef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord besef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.