betegeling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  betegeling    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈtexəlɪŋ/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·te·ge·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betegeling betegelingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debetegelingv

  1. (bouwkunde) bedekking van een oppervlak met plat steenachtig materiaal
    1. activiteit om tegels aan te brengen
      • In Nederland waarschuwde staatssecretaris Atsma al eerder tegen bovenmatige betegeling: ‘Vooral in de steden kan het water geen kant op’. [2]
    2. met tegels bedekt oppervlak
      • De betegeling van de krachtcentrale, ontworpen door de Amsterdamse kunstenaar Hugo Kaagman, lijkt op die van een oude haard. [3]
  2. (figuurlijk) (meetkunde) vlakvulling bestaand uit bepaalde geometrische figuren
    • Al even origineel was De Bruijns werk uit 1981 aan de Penrose-betegeling. Zo’n betegeling is bijvoorbeeld opgebouwd uit platte vliegers en pijlen die gerangschikt zijn in een patroon dat regelmatig oogt, maar dat zichzelf toch nooit herhaalt – zelfs al draai of verschuif je het. [4]

Gangbaarheid

  • Het woord betegeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.