beu

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beu    (hulp, bestand)
  • IPA: /bø/
Woordafbreking
  • beu
Woordherkomst en -opbouw
  • Van Middelnederlands boy/bo; wellicht een variant op bah.[1] In de betekenis van ‘zat [2] zijn, niet goed meer kunnen verdragen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1621 [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen beubeuerbeust
verbogen (alleen
predicaat)
partitief -beuers-

Bijvoeglijk naamwoord

beu

  1. alleen predicatief met oorzakelijk voorwerp: iets ~ zijn: niet langer iets onaangenaams door de vingers willen zien
    • Hij was die vervelende houding meer dan beu. 
     Webwinkels zijn het beu dat een deel van de klanten kleding en andere spullen gebruikt om het vervolgens retour te sturen. Ze starten samen met brancheorganisatie Thuiswinkel.org een proef met labels die aan producten worden bevestigd. Alleen als het label nog aan het product zit, mag het binnen 14 dagen worden teruggestuurd en kunnen klanten het volledige bedrag terugkrijgen.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  beu    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

beu v

  1. (spreektaal) cannabis, wiet [1]

Verwijzingen

Piëmontees

Uitspraak
  • IPA: /ˈbø/
Woordafbreking
  • beu

Zelfstandig naamwoord

beu m

  1. (landbouw) os
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.