bietser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bietser    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • biet·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bietser bietsers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debietserm

  1. (informeel) klaploper, bedelaar, schooier, profiteur, parasiet
  2. (informeel) dief
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bietser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.