blanket

Nederlands

Uitspraak
  • [A]-[C]: Geluid:  blanket    (hulp, bestand)
    • IPA: /blɑŋˈkɛt/ (2 lettergrepen)
  • [D]: Geluid:  blanket    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈblɛŋkət/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • blan·ket
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord blanket blankets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]hetblanketo

  1. (juridisch) getekende volmacht waar nog niet op staat waarvoor zij is verleend of hoe zij is beperkt, zodat de volmachtnemer dat zelf kan invullen
    • De voorlaatste door BA opgestelde oorkonde (…) is buiten de kanselarij, op een blanket, geschreven, vermoedelijk door een Luikse geestelijke: dat zou de aartsdiaken Adelbold kunnen zijn. [5]
Synoniemen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord blanket blanketten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]hetblanketo

  1. (cosmetica) (verouderd) smeersel of poeder waarmee men de huid witter maakt
    • In die "De Cultu Feminarum" geeft Tertullianus er de vrouwen van langs op een manier die niet voor de poes is. Hij gaat tekeer tegen het blanket, tegen het opmaken van het haar en zo meer. [6]
  2. (figuurlijk) (pejoratief) uiterlijke aanpassing om iets te verbergen
    • Wat vind de weetzugt, die in velerhande Boeken
      De zuyvre waarheyd der aloudheyd op wil zoeken,
      Zig vaak bedrogen! daar zy in verliefde lust,
      Een snood verdigtzel al te eerbiedig streeld en kust.
      Wat wonder! een blanket van schijngebeurlijkheden,
      Een stoet van Naam, en tijd, en yders landschaps Zeden,
      Geçierdt met schildery, om ’t zinlijkst toegepast,
      ’t Eenvuldige geloof van menig heeft verrast.
       
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Citaten
  • Geen beter blanket
    Dan gezond en vet,
    En in kleeding net.
    Met goede kleding en voeding heb je geen cosmetica nodig

Werkwoord

vervoeging van
blanketten

[B] blanketten

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van blanketten
  2. gebiedende wijs van blanketten
[C] enkelvoud meervoud
naamwoord blanket blanketten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[C]deblanketv/m

  1. (fruit) benaming voor sommige witgele peren
    • Blanket of Parelpeer word zeer gezogt, en gegeten tegens ’t einde van July. [7]
Synoniemen
  • blanketpeer
  • parelpeer
[D] enkelvoud meervoud
naamwoord blanket blankets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[D]deblanketm

  1. halffabrikaat bij het maken van rubber
    • Dit heeft gemaakt, dat thans veel sheety crêpe, vooral die van iets afwijkende kwaliteit (verlegen, iets vuil enz.), wordt verwerkt tot blanket in de verwerkingsfabrieken. [8]

Gangbaarheid

  • Het woord blanket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[9]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • VS (GA)
    • Geluid:  blanket    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈblæŋkɪt
  • VK (RP)
    • Geluid:  blanket    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈblæŋkɪt/
enkelvoud meervoud
blanket blankets

Zelfstandig naamwoord

blanket

  1. deken
    «It was cold that night and she grabbed another blanket
    Het was koud die nacht en ze pakte nog een deken.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.