blauwspar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blauwspar (hulp, bestand)
- IPA: / ˈblɑuspɑr / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- blauw·spar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van blauw bn en spar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwspar | blauwsparren |
verkleinwoord | blauwsparretje | blauwsparretjes |
Zelfstandig naamwoord
de blauwspar m
- (coniferen) bepaald soort groenblijvende boom met scherp gepunte naalden uit de Rocky Mountains, Picea pungens
- Er staat een blauwspar in de tuin.
- ▸ Ook de blauwspar is nog steeds gewild.[1]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'blauwspar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Marcel aan de Brugh“De kluit is uit” (14 december 2004) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.