bloemplant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bloemplant (hulp, bestand)
- IPA: / ˈblumplɑnt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- bloem·plant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bloem zn en plant zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemplant | bloemplanten |
verkleinwoord | bloemplantje | bloemplantjes |
Zelfstandig naamwoord
de bloemplant v / m
- (plantkunde) gewas met stengel en bladeren dat welig bloeit
- ▸ Alle vrouwen in Vlaanderen en Brussel die in 2005 100 jaar worden krijgen van de Vrouwenraad een mooie bloemplant.[2]
- (plantkunde) elke soort die voor de voortplanting bloemen vormt (ook als die weinig opvallend zijn) en daarmee behorend tot de Magnoliopsida
- ▸ Montsechia is een bijzonder fossiel. Het is een primitieve waterplant én het is een heel oude bloemplant: dat is de grote plantengroep waartoe alles behoort van maïs en madelief tot beukeboom.[3]
Synoniemen
- [2] bedektzadige
Hyponiemen
- [2] zie de categorie: Bloemplanten in het Nederlands
Gangbaarheid
- Het woord 'bloemplant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Anseeuw &De BethuneVerslag en evaluatie van de activiteiten voor 100 jaar Vrouwenraad in: parlementair document 3-1749/1 (13 juli 2006) op senate.be
- ↑ Weblink bron Hester van Santen“De plantenstamboom staat met zijn wortels diep in het water” (18 augustus 2015) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.