bloempot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bloempot    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblumpɔt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bloem·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloempot bloempotten
verkleinwoord bloempotje bloempotjes

Zelfstandig naamwoord

debloempotm

  1. pot van aardewerk of kunststof waarin men een plant kweekt
     Ik drukte mijn sigaret uit in de bloempot die ons tot asbak had gediend. Hij deed hetzelfde en sprong overeind om zich over mijn bagage te ontfermen.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bloempot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 13
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.