bob

Niet te verwarren met: Bob, BOB

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bob    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔp/
Woordafbreking
  • bob
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bob bobs
verkleinwoord bobje bobjes

Zelfstandig naamwoord

debobv/m

  1. (wintersport) type slee waarmee meerdere personen zo snel mogelijk een helling afdalen
  2. kort kapsel dat sinds de Eerste Wereldoorlog bij vrouwen in zwang is gekomen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
bobben

bob

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobben
    • Ik bob. 
  2. gebiedende wijs van bobben
    • Bob! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobben
    • Bob je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord bob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.