wintersport

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wintersport    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·ter·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wintersport wintersporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewintersportv/m

  1. (sport), sport die in de winter beoefend wordt
  2. vakantiereis naar een plaats waar men kan skiën.
Antoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wintersport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.