bommakleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bommakleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔmaˌklerə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bom·ma·kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bommakleren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debommaklerenmv

  1. (mode) ouderwetse, niet modieuze kleding
     De resultaten waren dan ook navenant. "Mottig, antiek, bommakleren met sjaaltjes", karakteriseert Magda De Meyer de voorgestelde modellen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'bommakleren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
13 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Bommakleren in het parlement” (03/05/2004), Het Nieuwsblad
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.