bonze
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bonze (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɔnzə / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- bon·ze
Woordherkomst en -opbouw
- zn: van Japans 坊主 (bōzu) / 房主 (bō-nushi) [1]
- ww: van bons ww met de uitgang -e, waarbij de sisklank weer stemhebbend wordt zodat de s in een z verandert
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bonze | bonzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bonze m
- overste van een boeddhistische tempel, ook de priester of monnik
- (informeel) baas, bobo
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bonzen |
bonze
- aanvoegende wijs van bonzen
Gangbaarheid
- Het woord bonze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bonze" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ bonze op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 "bonze" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.