brander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brander    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɑndər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bran·der
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van branden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord brander branders
verkleinwoord brandertje brandertjes

Zelfstandig naamwoord

debranderm

  1. een apparaat dat een bepaalde vorm aan een vlam geeft
    • De brander zorgde voor een mooie blauwe vlam. 
  2. (elektronica) een (onderdeel van een) apparaat dat digitale informatie op een cd, dvd of blu-ray kan vastleggen
  3. (militair) een schip gevuld met teer en explosieven dat met opzet aangestoken wordt en dan in de richting van een vijandige vloot gestuurd wordt
  4. (beroep) iemand die iets bewerkt door middel van branden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bran·der
Naar frequentie 25036

Werkwoord

brander

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brande

Zelfstandig naamwoord

brander

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van brand

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / bɾɑnəɾ /
Woordafbreking
  • bran·der
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

brander

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van brand

Zelfstandig naamwoord

brander

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van brande
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.