brekebeen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brekebeen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrekəˌben/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbre.kə.ˌben/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈbre.kə.ˌben/
Woordafbreking
  • bre·ke·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brekebeen brekebenen
verkleinwoord brekebeentje brekebeentjes

Zelfstandig naamwoord

debrekebeenv/m

  1. iemand die zwakke benen heeft en ze gemakkelijk breekt
  2. een erg onhandig persoon
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord brekebeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
33 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.