bretel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bretel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bre·tel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘broekdraagband’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1827.[1]
  • Leenwoord uit Frans bretelle, eerder al ‘een leren riem die over de schouder loopt’, ontlening aan Middelhoogduits brittel ‘hoofdstel’.
enkelvoud meervoud
naamwoord bretel bretellen, bretels
verkleinwoord (bretelletje) (bretelletjes)

Zelfstandig naamwoord

debretelv/m

  1. (kleding) elk van de draaglinten die moeten belettten dat de broek of rok afzakt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bretel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.