broekzak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: broekzak (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbruksɑk / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- broek·zak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van broek en zak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broekzak | broekzakken |
verkleinwoord | broekzakje | broekzakjes |
Zelfstandig naamwoord
de broekzak m
- (kleding) zak in een broek, meestal aan een van de zijkanten
- Hij had zijn portemonnee in zijn broekzak.
Uitdrukkingen en gezegden
Kennen als zijn broekzak.
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord broekzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broekzak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.