buitenlander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitenlander    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbœytə(n)lɑndər/
Woordafbreking
  • bui·ten·lan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenlander buitenlanders
verkleinwoord buitenlandertje buitenlandertjes

Zelfstandig naamwoord

debuitenlanderm

  1. iemand die in het buitenland woont, of iemand afkomstig uit het buitenland
    • - Zowel Belgen als buitenlanders moeten straks tolgeld betalen op de grote doorgaande wegen in Vlaanderen. 
    • - Je wordt wel steeds met de neus op het feit gedrukt dat je buitenlander bent.  [1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buitenlander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Kleuren in de spiegel
    Door Miep Kramer
    Uitgegeven door Assen : Van Gorcum, 1996 ISBN 9789023230465
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.