buks

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buks    (hulp, bestand)
  • IPA: /bʏks/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • buks
Woordherkomst en -opbouw
[A]+[B] enkelvoud meervoud
naamwoord buks buksen
verkleinwoord buksje buksjes

Zelfstandig naamwoord

[A]debuksv/m

  1. zwaar soort geweer
    • In de schietsport wordt nog wel met buksen geschoten. 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

[B]debuksm

  1. (plantkunde) benaming voor bomen uit het geslacht Buxus sp.  uit de buxusfamilie
Afgeleide begrippen
  • bukshout

Gangbaarheid

  • Het woord buks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.