buxus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buxus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʏksʏs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • buxus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buxus buxussen
verkleinwoord buxusje buxusjes

Zelfstandig naamwoord

debuxusm

  1. (plantkunde) Buxus sp.  een geslacht van struiken en heesters uit de buxusfamilie (Buxaceae).
    • Heggen van buxus kunnen door zorgvuldig snoeien allerlei vormen gegeven worden. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buxus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

  • [1] buxus in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] buxus op Wikidata
  • [1] buxus op "Wilde planten in Nederland en België"

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

buxus v

  1. buxus
  2. buxushout
Synoniemen
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.