bumper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bumper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʏmpər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bum·per
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels bumper, in de betekenis van ‘stootrand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1938 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bumper bumpers
verkleinwoord bumpertje bumpertjes

Zelfstandig naamwoord

debumperm

  1. stootstang voor en achter op de auto
    • Ik heb sensoren in mijn achterbumper om botsingen te voorkomen. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bumper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bumper (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʌmpɚ/
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  bump ww  met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
bumper bumpers

Zelfstandig naamwoord

bumper

  1. bumper
Overerving en ontlening

Gangbaarheid

98 %van de Amerikanen;
98 %van de Britten.[1]
  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.