bushuisje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bushuisje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bus·huis·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord bushuisje bushuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetbushuisjeo dim. tant.

  1. huisje waarin men op de bus wacht, overdekte bushalte, abri

Gangbaarheid

  • Het woord 'bushuisje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.