campingstoel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  campingstoel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cam·ping·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord campingstoel campingstoelen
verkleinwoord campingstoeltje campingstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

decampingstoelm

  1. een eenvoudige, opklapbare stoel die men tijdens het kamperen gebruikt
     Maar wat nou als daar precies op dit moment de nieuwe NSIJ wordt geformeerd? Bier en sterkedrank op campingstoelen en een reusachtige wapenopslag in het woonhuis.[1]
     Merijn Zeeman, sportief directeur van Jumbo-Visma, zag vorig jaar vanaf een campingstoel langs de weg dat Roglic zijn gele trui op de voorlaatste verloor aan Tadej Pogacar. Zo'n scenario hoopt de ploeg met dit plan te voorkomen, vertelt Zeeman.[2]
     Om de massa's van maandag voor te zijn, hebben Nathalie (49), Rachel (51) en Kim (59) zaterdagochtend om 05.00 uur alvast een campingstoel neergezet op Parliament Square. Zo zijn ze verzekerd van een goede plek langs de route die de kist met het stoffelijk overschot van koningin Elizabeth zal afleggen van Westminster Hall naar Westminster Abbey.[3]


Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'campingstoel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
  2. Weblink bron “Roglic kiest ongebruikelijk pad: Amstel, Waalse Pijl, Luik en dan trainen tot de Tour” (zaterdag 17 april 2021, 08:24), NOS
  3. Weblink bron
    Liedeke Morssinkhof
    “Londen bereidt zich voor op begrafenis Queen, grootste veiligheidsoperatie ooit” (zondag 18 september 2022, 17:28), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.