canele
Middelnederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | canele | |
genitief | canels | |
datief | caneelen | |
accusatief | canele |
Zelfstandig naamwoord
- (specerij) kaneel
- ▸ Jeghen quaet tantvlesch mede
salment wriven dar ter stede,
met couden watre erst so dat bloet,
dan es ghepulvert canele goet
in waremen wijn, ende dar ter stont
der mede wel ghewreven de mont[3]
- ▸ Jeghen quaet tantvlesch mede
- Vertaling ontbreekt, voeg deze alstublieft toe.
- pijpriet
Schrijfwijzen
- caneel, cane(e)le, kane(e)le
Verwijzingen
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Weblink bron “Der Naturen Bloeme” (13e eeuw) op Wikisource
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.