cantharel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cantharel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɑntaˈrɛɫ/
Woordafbreking
  • can·tha·rel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘dooierzwam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1846 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cantharel cantharellen
verkleinwoord cantharelletje cantharelletjes

Zelfstandig naamwoord

decantharelm

  1. (schimmels) (voeding) Cantharellus cibarius , een eetbare paddenstoel met een lichte pepersmaak
    • Je kunt in dat gerecht ook cantharellen verwerken. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • trechtercantharel
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cantharel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.