ceel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ceel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ceel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(bewijs)stuk, lijst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord ceel celen
verkleinwoord ceeltje ceeltjes

Zelfstandig naamwoord

deceelv/m,hetceelo [4]

  1. bewijsstuk
  2. termijncontract
  3. officiële lijst
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ceel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
20 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.