lease

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lease    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lease
  • lea·se (aanvoegende wijs)
enkelvoud meervoud
naamwoord lease leases
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deleasev/m

  1. (financieel) (economie) het leasen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
leasen

lease

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leasen
    • Ik lease. 
  2. gebiedende wijs van leasen
    • Lease! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leasen
    • Lease je? 
  4. aanvoegende wijs van leasen

Gangbaarheid

  • Het woord lease staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  lease (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
  • SAMPA:
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
lease leases

Zelfstandig naamwoord

lease

  1. (juridisch) huur
  2. (juridisch) verhuur
  3. (juridisch) pacht
  4. (juridisch) huurcontract, huurovereenkomst
vervoeging
onbepaalde wijs to  lease 
he/she/it  leases 
verleden tijd  leased 
voltooid
deelwoord
 leased 
onvoltooid
deelwoord
 leasing 
gebiedende wijs  lease 

Werkwoord

lease

  1. overgankelijk, (juridisch) huren
  2. overgankelijk, (juridisch) verhuren
  3. overgankelijk, (juridisch) pachten
  4. overgankelijk, (juridisch) leasen
Afgeleide begrippen
  • leasehold

Verwijzingen

  1. lease, Online Etymology Dictionary
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.