rol

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rol    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɔl/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • rol
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opgerold stuk’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rol rollen
verkleinwoord rolletje rolletjes

Zelfstandig naamwoord

derolv/m

  1. cilindervormig voorwerp
  2. een rond een spil [1] gewonden lange strook papier of stof
    • Ik heb nòg een rol van die zandgele stof. 
     In een rolletje, naast zijn zadel, hing een oude paardedeken. En die legde hij zorgzaam om de schouders van Sinterklaas.[3]
  3. (filmkunst), (toneel) een vertolking van een personage in een film of toneelstuk
    • Hij speelde de rol van Hendrik VI. 
  4. een functie
     In de pelgrimstochten die ik in het verleden heb gelopen, de boeddhistische 88 Tempels tocht in Japan en de katholieke Camino de Santiago in Spanje, speelt het geloof een belangrijke rol.[4]
  5. lijst, register
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De rollen omkeren
wat de een normaal doet doet de ander nu en andersom
  • Aan de rol zijn ( of gaan)
Stoett [5]
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rollen

rol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Ik rol. 
  2. gebiedende wijs van rollen
    • Rol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Rol je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord rol rolle
Uitspraak
  • IPA: /rɔl/
Woordafbreking
  • rol
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Leenwoord uit het Nederlands
  • [B] Afgeleid van het Nederlandse rollen

Zelfstandig naamwoord

rol [A]

  1. rol; cilindervormig voorwerp
  2. rol; een rond een spil gewonden lange strook papier of stof
  3. rol; een uitbeelding van een personage in een film of toneelstuk

Zelfstandig naamwoord

rol [B]

  1. rollen; zich wentelend over een oppervlak bewegen
  2. rollen, oprollen
  3. rollen, uitrollen

Limburgs

Zelfstandig naamwoord

rol

  1. rol; cilindervormig voorwerp
  2. rol; een rond een spil gewonden lange strook papier of stof

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

rol

  1. rol

Veluws

Zelfstandig naamwoord

rol

  1. rol

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rɔl/
Woordafbreking
  • rol

Zelfstandig naamwoord

rol

  1. genitief meervoud van rolo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.