chantage

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  chantage    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • chan·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geldafpersing’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • Naamwoord van handeling van chanteren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chantage chantages
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dechantagev

  1. mensen onder voor de buitenwereld onzichtbare bedreiging zaken tegen hun wil laten doen
  2. Dreigen met dingen om mensen iets te laten doen.
    • Een 'schaduwelite' heeft er met lobbyen en dreigementen, chantage en leugens voor gezorgd dat beperkingen van de bankensector na de crisis werden gestopt of afgezwakt. [3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord chantage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • IPA: /ʃɑ̃taʒ/
Woordafbreking
  • chan·tage

Zelfstandig naamwoord

chantage m

  1. chantage
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.