combi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  combi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔmbi/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • com·bi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord combi combi's
verkleinwoord combietje combietjes

Zelfstandig naamwoord

decombim

  1. (informeel) bundeling van verschillende eenheden of functies in één geheel
  2. (verkeer) auto met extra ruimte die voor personenvervoer en licht goederentransport gebruikt kan worden
    1. (informeel) (België) personenbusje als vervoersmiddel van de politie
  3. (luchtvaart) passagiersvliegtuig met extra ruimte voor vracht
  4. gebruikt als eerste lid in samenstellingen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
samengesteld met combi- als eerste deel

Gangbaarheid

  • Het woord combi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

combi v

  1. (spreektaal) combinatie [1]
  2. (spreektaal) overall [1]
  3. (spreektaal) motorpak [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.