concubine

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  concubine    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • con·cu·bi·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijzit’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • afgeleid van het Latijnse cubare (liggen, slapen) met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord concubine concubines
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deconcubinev

  1. vrouw met wie een man in ongehuwde staat (concubinaat) samenleeft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord concubine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

concubine

  1. concubine

Frans

Uitspraak
  • IPA:
Woordafbreking
  • con·cu·bi·ne
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  concubine     la concubine     concubines     les concubines  

Zelfstandig naamwoord

concubine v

  1. concubine
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.