bijzit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijzit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bij·zit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijzit bijzitten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debijzitv [3]

  1. een vrouw die met een man leeft, zonder met hem gehuwd te zijn
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bijzitten

bijzit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijzitten
    • ... dat ik bijzit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijzitten
    • ... dat jij bijzit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijzitten
    • ... dat hij bijzit. 

Gangbaarheid

  • Het woord bijzit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.