corso

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  corso    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔrzo/ (2 lettergrepen); /ˈkɔrso/
Woordafbreking
  • cor·so
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord corso corso's
verkleinwoord corsootje corsootjes

Zelfstandig naamwoord

hetcorsoo

  1. optocht (met praalwagens)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord corso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Italiaans

enkelvoud meervoud
corso corsi

Zelfstandig naamwoord

corso m

  1. (It.) optocht, vgl. bloemencorso.
  2. wandelplaats; hoofdstraat.
  3. (taal) Corsicaans; taal die op Corsica gesproken wordt.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.