död

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  död    (hulp, bestand)
  • IPA: / døːd /
Naar frequentie 202
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud död dödare dödast
o enkelvoud dött
meervoud döda
bepaald / zwak
alle vormen döda dödare dödaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
döde
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud döds dödares dödasts
o enkelvoud dötts
meervoud dödas
bepaald / zwak
alle vormen dödas dödares dödastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
dödes

Bijvoeglijk naamwoord

död

  1. dood
döds enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     död     döden     dödar     dödarna  
  genitief     döds     dödens     dödars     dödarnas  

Zelfstandig naamwoord

död, g

  1. (biologie), (medisch) (religie) dood
  2. dood (gepersonificeerd)
  3. (figuurlijk) end, slot
  4. dode, gestorvene, overledene
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • [1]:
  • [2]: benrangelsman
  • [2]: dödsängeln
  • [2]: liemannen

Meer informatie

Anagrammen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.