dagmars

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dagmars    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dag·mars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagmars dagmarsen
verkleinwoord dagmarsje dagmarsjes

Zelfstandig naamwoord

dedagmarsv/m

  1. afstand, in één dag afgelegd of af te leggen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord dagmars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.