dagverhaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dagverhaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dag·ver·haal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en verhaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagverhaal | dagverhalen |
verkleinwoord | dagverhaaltje | dagverhaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
het dagverhaal o [1]
- beschrijving van alle gebeurtenissen en activiteiten van een dag
- ▸ Analytisch en logisch redeneren... Dat is wat de verzekeringsarts doet. Daar wordt ook op geselecteerd. Teveel denken kan evenwel ook een last zijn. Het denken kan je nieuwsgierigheid en intuïtie beperken. Op zich niet zo erg als je binnen bureaucratische structuren werkt; intuïtie en nieuwgierigheid leiden dan tot een minder goede reputatie dan gedegen denken. Mijns inziens klopt dit niet voor het opstellen van het dagverhaal.[2]
Gangbaarheid
- Het woord dagverhaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Frans Slebus“Zeg maar ‘dag’ tegen het dagverhaal?” (09 nov 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.