dagzuster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dagzuster    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dag·zus·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagzuster dagzusters
verkleinwoord dagzustertje dagzustertjes

Zelfstandig naamwoord

dedagzusterv [1]

  1. (beroep) vrouw die overdag patiënten verzorgt
     Op het andere klembord heeft de dagzuster Bella's medicatie afgetekend.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord dagzuster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.