degel

Nederlands

Uitspraak

1., 2.:

  • Geluid:  degel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'deɣəl/

3.:

  • Geluid:  degel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'dɛɡɛl/
Woordafbreking
  • de·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord degel [1,2] degels
[3] degaliem
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedegelm

  1. rechthoekige plaat waarmee in een hoogdrukpers het papier tegen drukvorm wordt gedrukt om een afdruk te krijgen
    • Dan ging dat persje draaien; er zat een scharnier aan de degel, een soort plat vlak, dat tegen het zetsel drukte en weer openging. [7]
  2. (verouderd) ketel, pot
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) vlag
Afgeleide begrippen

1. rechthoekige plaat waarmee in een hoogdrukpers het papier tegen drukvorm wordt gedrukt

Gangbaarheid

  • Het woord degel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.