dijspier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dijspier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dij·spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dijspier dijspieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedijspierv/m

  1. (anatomie) spier aan de achterzijde van het bovenbeen
    • De Braziliaanse brokkenpiloot is hersteld van scheurtje in een dijspier. Voor Pato was het de dertiende blessure in twee jaar tijd.[2] 
    • De barre komt voornamelijk in beeld bij de dij- en biloefeningen. Heel elegant worden deze poses aan de houten stang alleen niet, want na een paar minuten op de bal van je voet je dijspieren ‘aanspannen en loslaten, aanspannen en loslaten’ beginnen de bovenbenen onstuimig te trillen. „Enjoy the pain” roept Nicole.[3] 
Afgeleide begrippen
  • dijspierblessure

Gangbaarheid

  • Het woord dijspier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.