dommelig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dommelig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dom·me·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van dommelen met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dommeligdommeligerdommeligst
verbogen dommeligedommeligeredommeligste
partitief dommeligsdommeligers-

Bijvoeglijk naamwoord

dommelig [1]

  1. slaapverwekkend
    • Het was een nogal dommelig ritje in de nachttrein van Rotterdam naar Amsterdam geweest, totdat drie Surinaamse Nederlanders in Leiden hun entree maakten. Drie stevige mannen van in de dertig. Ze stapten luidruchtig binnen, namen luidruchtig plaats in een aangrenzend compartiment en begonnen aan een luidruchtige conversatie, waarbij het er om leek te gaan dat de een de ander zo hard mogelijk overschreeuwde.[2] 
  2. half slapend, niet helemaal wakker
    • Als je dommelig achter het stuur zit, kun je makkelijk een ongeluk veroorzaken 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dommelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 10 november 2014
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.