draagbaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  draagbaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdraɣbar/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdraχbar/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdraxbar/
Woordafbreking
  • draag·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord] Samenstelling van draag en baar [1]
  • [bijvoeglijk naamwoord] Naamwoord van handeling van dragen met het achtervoegsel -baar
enkelvoud meervoud
naamwoord draagbaar draagbaren
verkleinwoord draagbaartje draagbaartjes

Zelfstandig naamwoord

dedraagbaarv/m

  1. een baar waarop iets gedragen kan worden
    • Omdat hij bewusteloos was geraakt werd hij op de draagbaar gelegd. 
Synoniemen
Vertalingen
[1] stellend
onverbogen draagbaar
verbogen draagbare
[2] stellendvergrotendovertreffend
onverbogen draagbaardraagbaarderdraagbaarst
verbogen draagbaredraagbaarderedraagbaarste
partitief draagbaarsdraagbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

draagbaar

  1. te dragen, met de mogelijkheid gedragen te worden
    • Die stoel kan je wel vast buiten zetten, die is goed draagbaar. 
  2. emotioneel te verdragen
    • Na een half jaar werd het verlies toch draagbaar. 
    • Na een half jaar werd het verlies toch wat draagbaarder. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord draagbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.