dwarsarm
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dwarsarm (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dwars·arm
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dwars bw en arm zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwarsarm | dwarsarmen |
verkleinwoord | dwarsarmpje | dwarsarmpjes |
Zelfstandig naamwoord
de dwarsarm m [1]
- een draagarm die haaks op een muur of ander bevestigingspunt staat
- ▸ Dichtbij de carousel was een paal in de steenen geplant, met een dwarsarm er aan als bij de 'wielwip', waar een klos bungelde aan een ketting en in die klos stak de ijzeren sleutel met een knijper of anders maar een dik stuk stok, dat de jongen stompte tegen de paal.[2]
- (bouwkunde) deel van een gebouw dat haaks staat op het grootste deel van een gebouw
Synoniemen
- [2] transept
Gangbaarheid
- Het woord 'dwarsarm' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.