e-ID

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  e-ID    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈiɑjˌdi/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • e-ID
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  ID zn  met het voorvoegsel e-, geschreven met een koppelteken volgens spellingregel 6.G en spellingregel 6.H
enkelvoud meervoud
naamwoord e-ID e-ID's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

e-ID v/m

  1. elektronisch identiteitsbewijs in de vorm van een pasje met een chip
     De invoering van de elektronische identiteitskaart, de e-ID zal gefaseerd plaatsvinden.[1]
Hyponiemen

e-ID o

  1. (internet) officiële voorziening in de vorm van een app waarmee je je veilig kunt legitimeren bij inloggen of transacties op het web
     De EU mag dan één interne markt zijn, op digitaal terrein is er nog altijd veel versnippering, waardoor het voor bedrijven en burgers bijzonder lastig is online zaken te regelen in een ander EU-land. Het e-ID moet één van de obstakels wegnemen.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord e-ID staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron Gearchiveerde versie “Transformatie productie identiteitskaarten” (10 april 2019) op gov.sr
  2. Weblink bron
    Clara van de Wiel
    “Europese digitale identiteit moet EU-burger bevrijden van Big Tech” (3 juni 2021) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.