eenparig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenparig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·pa·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘overeenstemmend, eendrachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
  • Samenstellende afleiding van een en paar met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eenparig
verbogen eenparige
partitief eenparigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenparig

  1. in eensgezindheid
    • Dit eenparige besluit werd na een korte discussie genomen. 
  2. (natuurkunde) zonder verandering in de snelheid naar grootte of richting
    • Zonder de invloed van een kracht volhardt een lichaam in een eenparige beweging. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

eenparig

  1. op eenparige wijze
    • Onder invloed van een constante kracht zal een lichaam een eenparig versnelde beweging maken. 

Gangbaarheid

  • Het woord eenparig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.