egels
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: egels (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- egels
Woordherkomst en -opbouw
- egel zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | egels | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de egels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord egel
- meervoudsvorm als officiële benaming (insecteneters) Erinaceidae een familie van zoogdieren uit de orde der insecteneters (Eulipotyphla). Er bestaan 24 soorten waarvan acht haaregels (onderfamilie Hylomyinae) uit Zuidoost-Azië, die geen stekels maar haren hebben en eruitzien als een soort ratten, en vijftien stekelegels (onderfamilie Erinaceinae). Stekelegels komen voor in Azië, Europa en Afrika
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- gestippelde egelvis, grote egeltenrek, kleine egeltenrek
- egelbabbelaar, egelboter, egelboterbloem, egelcactus, egeleggen, egelgalwesp, egelgras, egelhulst, egelkool, egelkruid, Egelmeers, egelrog, egelskop, egelslak, egelstelling, egelsvoet, egelvarken, egelvet, egelvis, egelvissen, egelvoet, egelwegel, egelwegslak, egelworm, egelwurm, egelliefde
Gangbaarheid
- Het woord egels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.